Home

Artikel 24: Schorsing lid bondsbestuur

1. Een lid van het bondsbestuur kan door het bondsbestuur tot de eerstvolgende algemene ledenvergadering onder opgave van redenen worden geschorst, indien de meerderheid van het bondsbestuur in een bondsbestuursvergadering waarvoor alle bondsbestuursleden schriftelijk zijn opgeroepen, voor de schorsing heeft gestemd.
2. Het voorstel tot schorsing wordt door of bij de voorzitter ingediend, behalve wanneer het ten doel heeft deze zelf in zijn functie te schorsen, in welk geval het voorstel bij de vicevoorzitter wordt ingediend. Over dit voorstel wordt in een binnen één maand te houden bondsbestuursvergadering beslist.
3. De eerste algemene ledenvergadering, waartoe het geschorste bondsbestuurslid moet worden uitgenodigd, beslist over de eventuele ontheffing van het geschorste bondsbestuurslid van zijn mandaat. Bij gebreke van een dergelijke beslissing geldt de schorsing als opgeheven.
4. In afwijking tot het voorgaande, als het gaat om een overtreding van het Dopingreglement of het Reglement seksuele intimidatie of een ander reglement dat betrekking heeft op de onderwerpen doping of seksuele intimidatie, is uitsluitend het Instituut Sportrechtspraak bevoegd om een sanctie op te leggen. De overige leden van dit artikel hebben in dat geval geen gelding. De bond erkent de sanctie van het Instituut Sportrechtspraak, ook als het een lid van het bondsbestuur betreft.